Het belang van een goed geordende bodem voor de warmtetransitie
“CE Delft, een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau gespecialiseerd in het ontwikkelen van innovatieve oplossingen van milieu- en duurzaamheidsvraagstukken, heeft becijferd dat alleen al aquathermie – het winnen van warmte uit oppervlaktewater – in 2050 kan voorzien in ruim 40% van de totale toekomstige warmtebehoefte van de gebouwde omgeving in Nederland”, zegt De Joode. “Om die kans te verzilveren, is het niet alleen noodzakelijk de warmte ook daadwerkelijk uit het oppervlaktewater te winnen. Je moet er tevens voor zorgen dat je de warmte op kunt slaan om het tijdsverschil tussen het aanbod van en de vraag naar warmte te overbruggen. En juist bij de opslag van de warmte via WKO-systemen, speelt de ondergrond een cruciale rol.”
Genoeg ruimte in de ondergrond
Met het voortschrijden van de energietransitie zal ook het gebruik van de ondergrond voor opslag van warmte (en koude) toenemen. Is er eigenlijk wel genoeg ruimte? “De capaciteit van de ondergrond om thermische energie op te slaan en te onttrekken, is nagenoeg onbeperkt; vele malen groter dan de behoefte aan opslagcapaciteit”, zegt De Joode. Toch plaatst hij wel een kanttekening: “Op het moment dat er meerdere WKO-systemen dicht op elkaar zitten, kunnen ze elkaars functioneren gaan beïnvloeden. Dat kun je overigens heel goed voorkomen door in plaats van bijvoorbeeld tien kleinere systemen die met elkaar interfereren één groot systeem te realiseren waar verschillende partijen op aangesloten zijn. Dan is het echter wel van groot belang dat je duidelijk met elkaar afspreekt hoe je de ondergrond kan en mag gebruiken. Inmiddels gebeurt dat gelukkig ook steeds vaker en wordt het gebruik van de ondergrond voor opslag van warmte en koude bijvoorbeeld door een gemeente of een omgevingsdienst geagendeerd en in vergunningaanvragen voor WKO-systemen meegenomen.”
WKO-systemen geen belemmering voor andere functies
Ook hoeft het opslaan van warmte in de ondergrond andere functies die daar een plek hebben zeker niet in de weg te zitten, schetst De Joode: “In de ondergrond zitten – kort door de bocht – drie verschillende watervoerende pakketten. Het eerste zit grofweg tussen 20 en 50 meter diep en is zoet. Daar doen we niets mee. Dat zit veel te dicht bij de oppervlakte. Het tweede pakket ligt op een diepte van zo’n 50 tot 100 meter. Dat is vaak een zoet pakket, maar niet altijd. Als het zoet is, dan zitten daar de grondwaterwinbedrijven in, en mogen wij niets met dat water doen. Het derde watervoerende pakket ligt nog dieper dan het tweede op een diepte van ongeveer 100 tot 250 meter. Dat is vaak een erg zout pakket. Maar voor het opslaan van warmte is dat geen probleem; we kunnen goed werken met water van verschillende kwaliteiten. En als wij – of anderen – met onze WKO-systemen in dat derde pakket zitten, hinderen we andere functies niet. Tussen de watervoerende pakketten zitten afsluitende lagen die ervoor zorgen dat de lagen elkaar onderling niet kunnen beïnvloeden.”
Goede afspraken over verdeling watervoerende pakketten
“Je ziet overigens dat er steeds meer en beter wordt gekeken naar het gebruik van de verschillende watervoerende pakketten. Er vindt meer en meer betere afstemming en afweging plaats tussen de belangen van de gebruikers van de ondergrond”, vervolgt De Joode. “De ordening van de bodem is met andere woorden steeds meer een issue. Waar in het verleden bijvoorbeeld door provincies vergunningen werden verleend om in het tweede watervoerende pakket met de opslag van warmte en koude aan de slag te gaan, zeggen provincies nu: ‘ga maar naar het derde pakket.’ De grotere diepte maakt het realiseren van WKO-systemen weliswaar wat duurder, maar dat hoeft voor de energietransitie geen beletsel te zijn.”
“Ik denk zelfs dat een duidelijke ordening van de ondergrond van groot belang is voor het slagen van de warmtetransitie. Het is niet meer van deze tijd wanneer één enkele partij het gebruik van de ondergrond claimt. We moeten met elkaar – warmtebedrijven, waterwinbedrijven, de landbouwsector, waterschappen, gemeenten en omgevingsdiensten bijvoorbeeld – tot goede afspraken komen over het gebruik en de verdeling van de watervoerende pakketten. Ik denk dat dat echt een voorwaarde is om van de warmtetransitie een succes te maken.”
Dit artikel is geschreven in samenwerking met Rijkswaterstaat – Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond